Franse
werkwoorden die qua betekenis op elkaar lijken,maar in verschillende contexten gebruikt worden:
Visiter (= plaats of gebouw bezoeken) en rendre visite (= persoon
bezoeken)
Voorbeeld:
Je
vais visiter Paris (ik ga Parijs bezoeken)
Il
va rendre visite à son oncle (hij gaat op bezoek bij zijn oom)
Amener (= iemand ergens naar toe brengen) en emmener (= iemand ergens
mee naar toe nemen terwijl je er zelf bij blijft) en ramener (= iemand terugbrengen, thuisbrengen)
Voorbeeld:
Elle
amène ses enfants au cinéma (zij brengt haar kinderen naar de
bioscoop)
Je t’emmène voir
mon frère (ik neem je mee naar mijn broer)
Il me ramène chez moi (hij brengt mij naar huis)
Apporter (= iets meenemen naar) en rapporter (=
iets weg-/terugbrengen)
Voorbeeld:
J’apporte le journal à mon père (ik neem de krant mee naar mijn vader)
Je vais rapporter ces livres à la
bibliothèque (Ik ga deze boeken
terugbrengen naar de bibliotheek)
Voir (= zien) en regarder (= kijken naar, bekijken)
Allebei de werkwoorden
kun je vertalen met kijken,
maar voir is meestal passief
en regarder is actief.
Voorbeeld:
Je vois ma mère (ik zie mijn moeder)
Je regarde ma mère (ik kijk naar mijn moeder)
Connaître (= kennen van mensen, plaatsen en dingen) en savoir
(= kennen/kunnen, weten van een vaardigheid (b.v. een taal) of van informatie)
Voorbeeld:
Il connaît beaucoup de gens (hij kent veel mensen)
Elle sait parler anglais (zij kan Engels spreken)
Je connais cette chanson (zij kent dit lied)
Il sait où elle travaille (hij weet waar zij werkt)
Elle sait parler anglais (zij kan Engels spreken)
Je connais cette chanson (zij kent dit lied)
Il sait où elle travaille (hij weet waar zij werkt)
Entendre (= horen) en écouter (= luisteren)
Entendre is over het algemeen passief (geluid horen) en écouter is actief (luisteren naar).
Voorbeeld:
Nous écoutons la radio (wij luisteren naar de
radio)
J’entends un bruit étrange (ik hoor een vreemd geluid)
Overnachten bij Nederlanders in Frankrijk
Overnachten in Frankrijk